Overslaan en naar de inhoud gaan
© Frederik Beyens

De viola d’amore van Charles Hautstont

In de collectie van Museum Vleeshuis bevindt zich een viola d’amore uit het jaar 1893, gebouwd door Charles Hautstone (Hautstont). Op deze pagina duiken we in het verhaal van het instrument en de bouwer.

Meesterlijk kopiëren

Over Charles Hautstone (1863-1929) lezen we in Dictionnaire des facteurs d’instruments de musique en Wallonie et à Bruxelles (Haine, Meeùs) het volgende:

Charles HAUTSTONE (Bruxelles, 31 mai 1863, Saint-Gilles 29 septembre 1929). Luthier amateur, initié à la lutherie par Jean Baptiste Vuillaume. Il installe son atelier à Bruxelles rue du Arché au Charbon en 1883 et y réalise de nombreuses copies d’instruments anciens. Il habite successivement 51 rue des Eperonniers en 1896, rue Lebeau, 1 en 1924, et rue Jourdan, 131.

In eerste instantie trekt het feit dat Hautstone in de leer ging bij J.-B. Vuillaume de aandacht. Vuillaume (1798-1875) was een Franse luthier, vandaag wereldberoemd voor zijn instrumenten gebaseerd op oude Italiaanse meesters. Meer dan 3000 instrumenten verlieten zijn atelier. Daarnaast stond hij bekend als zakenman, maar trok hij ook aandacht met uitvindingen zoals de octobas en metalen strijkstokken. Indrukwekkend aan het werk van Vuillaume is de precisie waarmee hij de stijl van Stradivari en Guarneri nabootste. Hij werd een meester in kopiëren, en het is goed mogelijk dat Hautstone bij Vuillaume de kneepjes van het kopieervak leerde.

Museumzaakjes

Veel is er verder niet bekend over Hautstont. Wel zijn er enkele opmerkelijke verhalen verbonden aan zijn naam. In 1908 bouwde Hautstone een middeleeuwse vedel na. Die verkocht hij in 1910 aan het Deutsches Museum (inv.nr. 24505). Het instrument blijkt een kopie van een kopie te zijn; het is gebaseerd op een replica van een middeleeuwse vedel uit het Brusselse instrumentenmuseum (inv nr 1331), gemaakt in 1891 door Auguste Tolbecque. Hier merken we alvast dat Hautstone geen graten zag in het kopiëren van instrumenten.

Daarnaast verkocht Hautstone in 1912 ook twee klavierinstrumenten aan het Deutsches Museum. Een van die instrumenten is gesigneerd met de naam Hans Ruckers (inv. nr. 37588) en het andere instrument met de naam Andreas Ruckers. Later bleek echter dat Hautstone die instrumenten niet helemaal verkocht had voor wat ze waren. In het boek New Voices in Old Bodies (Panagiotis Poulopoulos), staat over die instrumenten: “Later it was found out that both instrument had been heavily modified, with various changes to their original features and the addition of new parts.”

Charles Hautstone wordt dus verdacht van fraude. Daarmee zou hij terecht komen in dezelfde categorie als de bekende antiquair Leopoldo Franciolini (1844-1920). Hij verkocht nagemaakte en sterk aangepaste historische instrumenten als originele historische instrumenten. Hij en zijn collega’s verkochten in de 19e en 20e eeuw heel wat instrumenten aan verzamelaars. Die instrumenten zitten vandaag dikwijls in publieke museumcollecties en worden stilaan ontmaskerd. Toch blijven veel van deze instrumenten wellicht onopgemerkt. Er rust immers ook nog soms een taboe op muziekinstrumentenfraude.

Viola d'amore

Een viola d’amore is een strijkinstrument dat zowel kenmerken van de viool als van de viola da gamba toont. Regelmatig heeft ze een aantal resonantiesnaren, maar ze kent heel wat verschillende gedaanten.De viola d’amore van Hautstone in de Vleeshuiscollectie is duidelijk een nieuwgebouwd instrument uit 1893 en werd gebouwd in het kader van de viola d’amore-revival die op dat moment merkbaar was. De viola d’amore was de periode daarvoor immers enigszins in onbruik geraakt.

Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw was er een sterke afname van de viola d’amore-productie en -muziek. Thomas Hulinzky (1731-1788) was een van de laatste bouwers die zich toespitste op viola d’amore-bouw. Toch was het gebrek aan interesse eerder van korte duur. In de 19e eeuw droegen Hector Berlioz en Arnold Dolmetsch bij aan een viola d’amore-revival.

 

Berlioz

In 1844 publiceerde Hector Berlioz (1803-1869) een verhandeling over orkestratie met daarin een vermelding van de viola d’amore.

Toen Berlioz de verhandeling schreef, was er volgens hem slechts één viola d’amore-speler in Parijs: Chrétien Urhan (1790-1845). Het was ook Urhan die in 1836 in de première van Meyerbeers Les Huguenots de viola d’amore bespeelde in de aria Plus Blanche que la blanche Hermine. Toch werd het instrument pas merkbaar populairder tegen het einde van de eeuw. Er verscheen een methodeboek, Anleitung zum Spiele der Viole d’amour, geschreven door Johann Král (1839-1896) in 1870.

 

Dolmetsch en Van Waefelghem

In 1888 kocht Arnold Dolmetsch (1858-1940) een viola d’amore op een veiling. Hij speelde concerten met het instrument en spendeerde veel tijd aan het zoeken van repertoire. Wellicht was Dolmetsch geïnspireerd door Louis Van Waefelghem (1840-1908). Dolmetsch zou Van Waefelghem, vandaag bekend omdat hij intensief viola d’amore speelde, ontmoet hebben aan het Brusselse conservatorium. Van Waefelghem was bovendien actief lid van de Parijse Société des Instruments Anciens, waar hij veel aandacht schonk aan de viola d’amore.

De mooiste stem

Wat later gebruikte Giacomo Puccini (1858-1924) de viola d’amore op het einde van Act II van Madama Butterfly (1904). Ook Leoš Janáček was een voorvechter van de viola d’amore. Hij vergeleek zelfs de stem van “een van de allermooiste vrouwen”, Kamila Urvalkova, met de klank van de viola d’amore. Daarnaast moeten we ook Paul Hindemith (1895-1963) vermelden. Hij kon zelf goed uit de voeten op de viola d’amore, en legde zich vooral toe op het vroegere repertoire.

De trend was gezet, en de viola d’amore-mode stak overal de kop op, steeds meer in de context van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Omdat de viola d’amore steeds populairder werd, werden er ook nieuwe instrumenten vervaardigd, zoals het instrument van Hautstone in de Vleeshuiscollectie. Andere bouwers op dat moment waren George Saint-George (UK), Leandro Bisiach (Italië) en Giuseppe Vignali (Italië).

In de zeventigerjaren van de vorige eeuw verscheen ten slotte een boek van Harry Danks over de viola d’amore, en werd de International Viola d’Amore Society opgericht. Ook Montagu Cleeve speelde een sleutelrol in het opwaarderen van de viola d’amore.

 

Bronnen

  • Panagiotis Poulopoulos, New Voices in Old Bodies, 2016
  • Rachael Durkin, The Viola d’Amore – Its History and Development, 2020

 

Vragen?

Heb jij opmerkingen, vragen of aanvullingen? Contacteer ons via vleeshuis@antwerpen.be.

Meld je aan voor de nieuwsbrief