Overslaan en naar de inhoud gaan
© Frederik Beyens

Vier beiaardklokjes van Joris Dumery

Joris Dumery (1715−1787) hoort zonder twijfel thuis in het rijtje van de bekende klokkengietersgeslachten Witlockx, Hemony en Vanden Gheyn. Allen speelden ze een onmisbare rol in de ontwikkeling van de klokkengietkunst en de beiaardcultuur. Van Dumery hebben we vier kleine bronzen klokken in ons bezit: het grootste met een diameter van 26 cm, het kleinste klokje meet 18,2 cm. Drie daarvan zijn voor de Antwerpse stadsbeiaard in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal gegoten. Met welk doel het vierde klokje gemaakt is, blijft tot op heden een klein mysterie. Al zijn er wel enkele aanwijzingen…

Drie klokjes voor de stad

In 1751 gaf het stadsbestuur van Antwerpen de opdracht om de 37 klokken tellende Hemonybeiaard in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal met drie nieuwe discantklokjes uit te breiden. Mogelijk gebeurde dat onder impuls van toenmalig beiaardier Joannes de Gruijtters. Joris Dumery voerde de bestelling hetzelfde jaar nog uit. Volgens de versteekbladen van De Gruijtters zouden ze pas in 1756 behamerd worden en in de voorslag klinken. Enkele lokale notabelen financierden mee de nieuwe klokjes van de Antwerpse stadsbeiaard, iets wat vandaag ook nog regelmatig gebeurt. Hun namen zijn op de klokjes gegraveerd: J.-B. Mertens, J.-C. Van de Werve en J.-A. baron Van Hove.

Portret van Johannes Chrysostomus Sammels

Dulciter et velociter

Het vierde Dumery-klokje werd een jaar later gegoten, in 1752. Voor zover bekend vond er toen geen uitbreiding of restauratie aan de stadsbeiaard plaats. Met welk doel het klokje gemaakt is, blijft tot op heden een raadsel. De versiering en leuze op de klok bevatten wel een aanwijzing: het wapen werd ooit geïdentificeerd als dat van de bisschop, maar het opschrift hierbij ‘Dulciter et velociter’ wijst in een andere richting.

Dankzij museumdirecteur Timothy De Paepe en met de hulp van de online databank van het KIK-IRPA konden opschrift en wapen toegewezen worden aan Johannes Chrysostomus Sammels, die rond de periode 1748 -  1753 abt was van de Antwerpse Sint-Michielsabdij. Of het klokje gelinkt is met de verdwenen beiaard van die abdij, wordt verder onderzocht.

Portret van Joris Dumery

Dumery en zijn beiaarden

Joris Dumery leert de stiel van de in Lier actieve klokkengieter Alexius Jullie. Rond zijn twintigste trekt hij naar Antwerpen, waar hij vanaf 1736 als zelfstandig klokkengieter werkt, samen met zijn toekomstige schoonvader, de uurwerkmaker Antoon De Hont.

Begin 1740 krijgt hij de opdracht om de nieuwe Brugse beiaard te gieten – de oude werd vernield in een torenbrand – en vestigt hij zich definitief in die stad. De Hont stond trouwens in voor de mechanische inrichting van de speeltrommel en het uurwerk van de Brugse beiaard. Belangrijker nog is dat Joannes de Gruijtters een van de experten was die deze beiaard kwam keuren. De Gruijtters en Dumery waren met andere woorden zeker geen onbekenden voor elkaar.

Dat de Antwerpse beiaardscene in die jaren overtuigd is van de kwaliteit van Dumery’s gietkunst, bewijzen andere Antwerpse opdrachten voor de Sint-Jacobskerk en de kerkbeiaard van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (1767, ook daar was de Gruijtters beiaardier). Zijn faam verspreidt zich snel, want in de jaren die volgen, levert Dumery nog beiaarden aan Zottegem (1750), Ninove (1751), Enghien (1754 / 1756), Chimay (1760) en Tielt (1772 / 1773). Verder produceert hij ook enkele honderden losse klokken. Na zijn dood in 1787 zetten zijn zoon Willem en kleinzonen Guilielmus en Jacobus het bedrijf verder, tot het ca. 1850 definitief de deuren sluit.

Topstukken in de stadsbeiaard

De drie klokjes voor de stadsbeiaard zouden twee eeuwen lang op hun plaats hangen in de toren en over Antwerpen weerklinken. Pas in de jaren 1950 verving Marcel Michiels Jr. er twee. Bij die gelegenheid werden ze allicht overgedragen aan het museum. Twintig jaar later belandde ook het laatste Dumery-exemplaar in de collectie van Museum Vleeshuis naar aanleiding van een nieuwe restauratieronde. De Koninklijke Eijsbouts uit Asten vervingen ditmaal de tien kleinste klokjes. Van het vierde klokje met opschrift weten we enkel dat het in 1906 aangekocht werd.

Hoewel de vier klokjes niet de enige klokken zijn die van Dumery bewaard zijn gebleven, is deze kleine collectie toch uniek omdat de ruimere context waarin de klokjes gegoten en gebruikt werden ons nog bekend is. De toevoeging van drie klokken aan de stadsbeiaard was trouwens niet de enige vernieuwing in die periode. Dankzij Joannes de Gruijtters werd ook het hand- en voetklavier van de beiaard vervangen. Niet toevallig verwierven ook dit object – en de versteekbladen – de status van topstuk.

Hulde aan Dumery

De stad Brugge ten slotte bracht hulde aan de klokkengieter door een deel van de Boeveriestraat (ter hoogte van de Van Voldenstraat) om te dopen tot het Joris Dumeryplein. Een houten staketsel met luidklok, door Dumery gegoten, herinnert er levendig aan haar gieter.

Vlaams topstuk

De vier klokjes van Joris Dumery behoren tot onze topstukken en staan op de Vlaamse topstukkenlijst.

Meld je aan voor de nieuwsbrief