Overslaan en naar de inhoud gaan
© Frederik Beyens

Museum Vleeshuis in de Tweede Wereldoorlog

Deel 1

Sinds 8 september 2023 loopt in het MAS de tentoonstelling Stad in oorlog. Antwerpen, 1940-1945. Deze nieuwe vaste expo toont de impact van de Tweede Wereldoorlog op Antwerpen en haar inwoners. Ondanks alle kennis die onderzoekers sinds 1945 opbouwden, blijven talloze verhalen nog onbekend. Een van die verhalen is dat van Jaak Boussery, een man die onlosmakelijk verbonden is met Museum Vleeshuis.

Mei 1940

Op 10 mei 1940 valt het Duitse leger België binnen. Ondanks hevige weerstand wordt het Belgische leger al snel teruggedrongen. Op 18 mei wappert de hakenkruisvlag aan de Antwerpse kathedraal. Tien dagen later capituleert koning Leopold III. België krijgt een Militärverwaltung, een militair bestuur, en de harde bezettingsjaren beginnen.

Een dag voor de inval hebben de Antwerpse musea bij wijze van voorzorgsmaatregel de deuren gesloten. Nadat België bezet gebied is geworden, willen de bezetters de illusie creëren dat het normale leven kan hervatten. Winkels gaan weer open, theaters en cinema’s mogen weer voorstellingen programmeren en ook heel wat musea ontvangen opnieuw bezoekers. Museum Vleeshuis, dat net als het Steen en het Brouwershuis onder leiding staat van Jan Denucé (1878-1944), blijft echter ‘het gansche jaar [1940] voor het publiek gesloten’.

Hoewel Museum Vleeshuis vanaf mei 1940 gesloten is, gaat achter de schermen het werk gewoon door. Er worden aankopen gedaan en schenkingen aanvaard, en leden van de zogenaamde Raadgevende Commissie zetten het inventaris- en cataloguswerk verder. Dat doen ze in samenwerking met Jaak Boussery, eerste toezichter en huisbewaarder van Museum Vleeshuis.

Foto: Familie Sohie. Jaak Boussery met zijn echtgenote Marguerite, zijn dochter Germaine en zoon Louis.

Jaak Boussery

Jaak Antoinette Leopold Boussery wordt op 23 maart 1888 in Antwerpen geboren. Op 16-jarige leeftijd verlaat hij de school – hij is dan leerling aan het Koninklijk Atheneum aan de Gemeenteplaats (nu Franklin Rooseveltplaats) – en zoekt hij een baan zodat hij zijn alleenstaande moeder kan ondersteunen. Hij gaat als klerk aan de slag bij de firma Fichter in de Jezusstraat, maar al gauw wil hij hogerop en solliciteert hij bij de stad Antwerpen. Een eerste examen leidt tot niets, maar in 1909 heeft hij meer succes: in mei van dat jaar wordt Jaak Boussery aangesteld als bode op het stadhuis.

Een jaar later gaat Frans Claes, die op dat ogenblik de leiding heeft van het nieuw te openen Museum Vleeshuis, op zoek naar een ‘toezichter’ en ‘huisbewaarder’ voor het museum. Hij wil iemand ‘van volkomen vertrouwen, deftigheid en goed gedrag’, die vriendelijk is tegenover de bezoekers, die het Nederlands en het Frans volledig beheerst en zich ook vlot in het Engels en Duits kan uitdrukken, en die de Raadgevende Commissie kan helpen. Jaak Boussery blijkt de geknipte man. In mei 1912 gaat hij aan de slag in het Vleeshuis. Als huisbewaarder mag hij bovendien gebruik maken van de splinternieuwe portierswoning die op de hoek van de Vleeshuisstraat en de Burchtgracht is opgetrokken. (Omstreeks 1960 werd de portierswoning vervangen door een badhuis en, aan het begin van de 21ste eeuw, door een appartementsgebouw.) Vanuit die woning kan hij toezicht houden op het museum en indien nodig dag en nacht toegang verlenen. In de portierswoning sticht hij een gezin: hij huwt met Marguerite Bradi, en samen krijgen ze drie kinderen: Germaine, Louis en Lydia.

Boussery’s intelligentie en taalvaardigheid vallen Frans Claes op, en vanaf het begin spendeert hij heel wat tijd met inhoudelijke taken. Zo ondersteunt hij de Raadgevende Commissie van het museum. Die commissie staat in voor de aankopen en schenkingen en daarmee dus ook voor het collectieprofiel van het museum. Boussery vult onder meer de grote registers met aanwinsten in. Maar hij werkt ook mee aan het schrijven van nieuwe catalogi en van objectlabels, houdt mee toezicht op de bibliotheek en geeft voordrachten voor scholen en groepen. Heel wat van het inhoudelijke schrijfwerk verricht hij na zijn werkuren. Ondertussen klimt hij ook op tot eerste toezichter en geeft leiding aan het team suppoosten.

En zo, nauw betrokken bij Museum Vleeshuis en zijn werking, gaat Jaak Boussery de oorlogsjaren in.

Verzet

In de maanden en jaren die volgen na de Duitse inval van mei 1940 groeit het georganiseerde verzet tegen de bezetter. Organisaties van uiteenlopende overtuiging of politieke signatuur zetten informatie- en smokkelnetwerken en ontsnappingslijnen op, organiseren sluikpers en zorgen voor onderduik. Sommigen ondernemen ook sabotageacties en gaan over tot gewapend verzet. De ene keer beconcurreren de verzetsorganisaties elkaar, dan weer werken ze samen.

In een verslag dat K.C. (Karel Constant) Peeters (1903-1975) op 19 september 1944, kort na de Bevrijding, zal schrijven, vertelt hij hoe Jaak Boussery hem in het najaar van 1941 benadert. Peeters is sinds mei 1941 kabinetschef van oorlogsburgemeester Leo Delwaide. Volgens Peeters vertrouwt Boussery hem toe dat er sinds het midden van 1941 een sluikblad van het Onafhankelijkheidsfront (OF) wordt uitgegeven in het Vleeshuis.

Het Onafhankelijkheidsfront is op dat ogenblik een van de belangrijkste Belgische verzetsorganisaties. Gesticht op 15 maart 1941 op initiatief van de Kommunistische Partij van België (KPB) houdt het Onafhankelijkheidsfront zich onder meer bezig met sluikpers, onderduik, hulp aan Joden, stakingen en gewapend verzet. Eigenlijk is het OF vooral ook een koepelorganisatie voor tal van kleine en grote verzetsbewegingen. Eén zo’n beweging of groep, geleid door onderwijzer Wim Luyten en met leden als Frans Hellemans en (Boussery’s Vleeshuiscollega) Cornelius Creten, vindt onderdak in het Vleeshuis.

Jaak Boussery is zelf lid van De Witte Brigade, net als enkele gezinsleden. De Witte Brigade werd in juni 1940 in Antwerpen opgericht door de onderwijzer Marcel Louette (1907-1978), die de schuilnaam ‘Fidelio’ draagt. In het begin houden de leden van de Witte Brigade zich vooral bezig met het verspreiden van verboden drukwerk dat door anderen wordt uitgegeven, maar in 1941 verzorgen ze ook een eigen sluikblad. Daarnaast spelen de Brigadeleden waardevolle informatie door aan de geallieerden en gaan ze over tot sabotageacties. Leden van het OF en de Witte Brigade werken bovendien regelmatig samen. Wat Boussery’s beweegredenen zijn om zo’n actieve rol in het Verzet op te nemen, blijkt niet uit de archieven. Maar ook in de Eerste Wereldoorlog was hij al in aanvaring gekomen met de Duitse bezetter. Bovendien is Boussery een overtuigd liberaal, voormalig lid van de Liberale Jonge Wacht, en hecht hij, onder meer als oud-lid van de Koninklijke Reddersmaatschappij ‘Union et Constance’, veel belang aan maatschappelijk dienstbetoon.

In zijn verslag van 19 september 1944 stelt Peeters dat hij kort na het gesprek met Boussery aan het schepencollege voorstelt om een coördinerende rol bij de musea op te nemen. Op die manier zou hij de verzetsactiviteiten kunnen toedekken, aldus Peeters zelf. In ieder geval staat vast dat het college hem op 17 december 1941 belast met de algemene coördinatie van het Steen, Museum Vleeshuis, het Brouwershuis en het Museum voor Folklore, een functie die hem boven Denucé plaatst. Naast zijn kantoor op het stadhuis krijgt Peeters nu ook een kantoor in de Raadzaal van Museum Vleeshuis. Elders in het gebouw kunnen de verzetsactiviteiten gewoon verdergaan.

Arrestatie

Op vrijdag 4 december 1942, in alle vroegte, loopt het alsnog fout. De gevreesde Sipo-SD (Sicherheitspolizei-Sicherheitsdienst) valt binnen in de portierswoning en licht Jaak Boussery en zijn vrouw van hun bed. Boussery wordt opgesloten in de Duitse vleugel van de Begijnenstraat.

Achteraf schrijft K.C. Peeters dat Boussery zélf verantwoordelijk was voor zijn arrestatie: ‘Door een onvoorzichtigheid vanwege Boussery kwam de Sicherheitspolizei op het spoor van de organisatie’. Maar dat klopt niet. Wellicht is ene Alexandre (Alex) Pierre Lagneau er in geslaagd een cel van het Onafhankelijkheidsfront te infiltreren. Alex Lagneau is net 18 jaar oud, maar levert informatie die voor de bezetter erg waardevol is. Op basis van die informatie vindt er op 4 december 1942 een grote actie plaats tegen het OF. Tientallen leden van het verzet worden gearresteerd. Hoewel Jaak Boussery zelf geen deel uitmaakt van het OF, heeft hij de organisatie wel onderdak geboden in het Vleeshuis. 

Bij de gecoördineerde actie worden ook Boussery’s echtgenote en zijn schoonzoon Gustaaf De Greef aangehouden, evenals medestanders Wim Luyten en diens echtgenote. Het Vleeshuis zelf wordt niet doorzocht — wellicht wendt K.C. Peeters zijn invloed bij de Duitse bezetter daar voor aan. Het verzet kan de de drukpersen van België Vrij ontmantelen.

Boussery's dochter Germaine weet voorlopig te ontkomen, maar in het voorjaar van 1944 wordt ook zij gearresteerd en weggevoerd naar achtereenvolgens Ravensbrück en Mauthausen. Ze zal de oorlog overleven. Haar man, Gustaaf De Greef, zal wellicht op 21 maart 1945 overlijden in de Boelcke-kazerne, een subkamp van het concentratiekamp Dora-Mittelbau, amper twee weken voor de bevrijding.

Voor Jaak Boussery begint in de Begijnenstraat, in december 1942, een periode van ondervragingen (lees: folteringen) waarbij de Sipo-SD hoopt dat Boussery andere verzetsleden zal verraden. Hij zwijgt.

Op 27 februari 1944 komt gevangene 5948, Jaak Boussery, 55 jaar oud, in de gevangenis van de Begijnenstraat om het leven na foltering.

In mei 1946 kan de Belgische politie Alex Lagneau arresteren. Hij wordt ervan verdacht minstens 116 mensen te hebben aangegeven. Het vonnis — de doodstraf — wordt mettertijd omgezet in 20 jaar gevangenschap, tot hij in 1953 schijnbaar kan ontsnappen.

Meer weten?

  • Vragen, aanvullingen en suggesties bij deze tekst? Neem dan contact met ons op via vleeshuis@antwerpen.be.
  • Meer weten over de expo Stad in oorlog. Antwerpen, 1940-1945 in het MAS? Surf dan naar mas.be/nl/stadinoorlog.
  • Heb je nog meer interesse in verhalen en activiteiten rond WOII in Antwerpen? Surf dan naar ‘Antwerpen Herdenkt’.

Deze tekst kwam tot stand met de hulp van de familie Sohie (Boussery). Bijkomende informatie werd verstrekt door mevr. Denise Procès. Dank gaat ook uit naar Clement Caremans, Wim Van Doeselaer, Gert De Prins, het Stadsarchief Antwerpen en het Algemeen Rijksarchief | Dienst Archief Oorlogsslachtoffers.

Lees ook deel 2

Bronnen

  • Correspondentie met de familie Sohie, 2023.
  • Museum Vleeshuis, Archief, Jaarverslagen 1939, 1940 en 1942.
  • Algemeen Rijksarchief, Dienst Archief Oorlogsslachtoffers, Brussel, Dossier statuut ‘Politiek Gevangene’, ref. PP AD 11173 kal 1221 en Dossier ‘Dienst Documentatie en Opzoekingen’, ref. d 61373.
  • Stadsarchief Antwerpen, Personeelsdossier J. Boussery, 284#2775.
  • Antwerpen. 1860-1960, 1960.
  • Antwerpen Herdenkt, www.antwerpenherdenkt.be (geraadpleegd 8 augustus 2023).
  • Gedenkschrift van het Gemeentelijk Antwerpsch Onderwijzend Personeel, 1945.
  • Caremans, Clement, Musea en erfgoed Antwerpen: Een kleine geschiedenis, 2012.
  • De Bodt, Kevin, Het gebroken verzetsaureool. De Witte Brigade en het verzet als actieve speler in de strijd om de herinnering. Masterscriptie UGent, 2009.
  • De Prins, Gert, Sluikpers. Antwerpen, 1940-1944. Licentiaatsverhandeling UGent, 2004.
  • Peeters, Paul. De kabinetschef van burgemeester Delwaide. K.C. Peeters tijdens WO II, 2020.

Meld je aan voor de nieuwsbrief