Vakmanschap
Een van de bijzonderste instrumenten in de collectie van Museum Vleeshuis is een groot klavecimbel dat de befaamde klavecimbelbouwer Andreas Ruckers (Antwerpen, 1579-1651/53) in 1615 vervaardigde. In 2024 vroeg Museum Vleeshuis aan instrumentenbouwer Bas Neelen om een nieuw klavecimbel te bouwen voor de collectie, geïnspireerd door het Ruckersklavecimbel uit 1615. Het nieuwe instrument wordt gemaakt met historisch correcte materialen en technieken, in de geest van klavecimbelbouwer Andreas Ruckers.
Muziekinstrumentenbouw staat centraal in het verhaal van Museum Vleeshuis, en het is een domein waar technisch vakmanschap en artistieke expressie elkaar ontmoeten. Door samen te werken met hedendaagse instrumentenbouwers houdt het museum dit muzikaal vakmanschap uit Vlaanderen levend en relevant. Het nieuwe klavecimbel krijgt niet alleen een plaats in de collectie, maar zal ook worden ingezet voor concerten, lessen en workshops in het vernieuwde museum.
Vlaams Topstuk
Het Andreas Ruckers-klavecimbel uit 1615 deed ooit dienst in de Antwerpse Sint-Jacobskerk. Daar stond het op het doksaal. Een doksaal of koorafsluiting is een rijkversierde wand die het koor afscheidt van de rest van de kerk. In de 17de eeuw was het doksaal de belangrijkste plek in de kerk waar werd gemusiceerd. Musici stonden er centraal en iets hoger, wat de akoestiek ten goede kwam. Het klavecimbel van Andreas Ruckers werd bespeeld tijdens feestelijke missen of bij plechtige begrafenissen, als onderdeel van een groter ensemble.
Hoewel klavecimbels vanaf het einde van de 18de eeuw in onbruik raakten, bleef het Ruckersinstrument bewaard in de Sint-Jacobskerk. Omstreeks 1864 kwam het uiteindelijk in de stedelijke museumcollectie terecht. Vandaag is het instrument niet meer bespeelbaar.
Dit grote klavecimbel had oorspronkelijk twee klavieren, maar op één na zijn alle toetsen in de loop van de 19de eeuw verdwenen. Vocht en ongedierte tastten het hout en de decoraties aan. Toch is het instrument relatief onaangetast gebleven: er zijn door de eeuwen heen weinig aanpassingen of ingrijpende restauraties uitgevoerd. Die uitzonderlijke authenticiteit verklaart waarom het in 2013 werd opgenomen in de Vlaamse Topstukkenlijst.
Het instrument is een van de zeldzame, in Vlaanderen bewaarde transponerende klavecimbels. Het instrument had twee klavieren die niet met elkaar verbonden zijn en die een kwart in toonhoogte verschillen. Wellicht heeft dat te maken met de muziekpraktijk in die tijd, waarbij de toonhoogte niet vaststond. Met een zogenaamd transponerend klavecimbel kon de klavecinist dan gemakkelijk met alle instrumenten in alle toonaarden meespelen.
Zowel wat de constructie als de decoraties betreft, is het klavecimbel uit 1615 een prachtig voorbeeld van de Antwerpse klavecimbelbouw. De buitenzijde is beschilderd met een roodbruine marmerimitatie, terwijl op de binnenzijde van het deksel grote vellen met een gedrukt houtnerfmotief zijn aangebracht. Daarboven staan Latijnse spreuken, zoals: ‘Omnis spiritus laudet Dominum’ (‘Al wat leeft: prijs de Heer’) en ‘Concordia res parvae crescunt, discordia maximae dilabuntur’ (‘Eendracht doet het kleine toenemen, tweedracht doet het grote afnemen’).
Wie goed kijkt, ontdekt op de zangbodem delicate beschilderingen van bloemen en dieren. Dankzij de datering op de zangbodem weten we met zekerheid dat dit meesterwerk in 1615 werd gebouwd.
De bouwer
Museum Vleeshuis heeft de bouw van het nieuwe klavecimbel toevertrouwd aan Bas Neelen. Eerder bouwde hij al een klavecimbel naar een instrument uit de collectie van Museum Vleeshuis, namelijk een Andreas Ruckersklavecimbel uit 1644 – óók een Vlaams Topstuk. Dat deed hij met historische materialen en technieken – zonder gebruik te maken van machinale hulpmiddelen, maar met zelfgemaakte gereedschappen gebaseerd op historische voorbeelden. Het resultaat is te horen op de cd Antwerp Requiem ca.1650.
De ambitie is om een bespeelbaar instrument te creëren dat zo dicht mogelijk aansluit bij het klavecimbel zoals het in 1615 Ruckers' atelier verliet. Museum Vleeshuis wil niet alleen dit bijzondere instrument reconstrueren, maar ook de eeuwenoude kennis en tradities van de Antwerpse klavecimbelbouw – immaterieel erfgoed – bewaren voor toekomstige generaties. Daarom legt Bas Neelen tijdens het volledige bouwproces zijn vakmanschap zorgvuldig vast. Zijn documentatie, samen met zijn gereedschappen, schetsen, ontwerpen en bouwtekeningen, krijgt nadien een plek in de collectie van Museum Vleeshuis.
Het bouwproject
Het project start met een uitvoerig onderzoek van het originele klavecimbel. Bas Neelen brengt de huidige staat in kaart en beschrijft tot in detail de gebruikte materialen en bouwtechnieken. In zijn werkplan noteert hij welke onderdelen moeten worden aangevuld of aangepast ten opzichte van het origineel en welke duurzame materialen hij zal gebruiken bij de bouw van het nieuwe instrument. Ook formuleert hij een algemene visie op het interpreteren en reconstrueren van het Ruckers-instrument, en wat het betekent om te bouwen in de geest van een wereldberoemde Antwerpse klavecimbelbouwer.
Na het onderzoek volgt een bouwtekening van het originele instrument. Ook de bouw van het nieuwe instrument wordt uitgebreid gedocumenteerd in nauw overleg met het museum. Het nieuwe klavecimbel krijgt tot slot een decoratie in lijn met het historische instrument, uitgevoerd met dezelfde technieken en materialen als destijds.
Met dit project brengt Museum Vleeshuis niet alleen een Topstuk tot leven, maar houdt het ook een eeuwenoude traditie springlevend voor toekomstige generaties.